Het ene na het andere westerse bedrijf verruilt China voor zuiderbuur Vietnam. Lagere loonkosten en een gunstig vestigingsbeleid maken het land aantrekkelijk voor een (extra) fabriek in de regio.
Kom naar Vietnam, vandaaruit kunt u heffingsvrij exporteren naar de rest van de wereld. Dat was de boodschap van Vietnam op de elektronicabeurs CES in Las Vegas, eerder deze maand. Het Aziatische land trekt veel bedrijven aan die nu in China produceren en handelsbarrières ondervinden bij het exporteren naar de VS en de EU.
Tussen de groene theevelden in het Noord-Vietnamese Bac Giang stampt het Taiwanese Foxconn — een belangrijke toeleverancier van Apple — een fabriek van 50 hectare uit de grond. Heel bewust vindt deze uitbreiding niet in China, maar in Vietnam plaats. Dit communistische land met 100 miljoen inwoners ontpopt zich in rap tempo tot de volgende ‘fabriek van de wereld’, een term die eerder met China werd geassocieerd.
Aanhoudende handelsspanningen tussen Washington en Peking, een coronapandemie met onvoorspelbare lockdowns, oplopende arbeidskosten en een krimpende beroepsbevolking zijn voor internationale bedrijven belangrijke redenen om te kiezen voor een alternatieve, vaak extra, plek in Azië buiten de Volksrepubliek China.
India en Indonesië zijn in trek, maar de keuze valt in veel gevallen op Vietnam. Dat land is populair, doordat het naast China ligt, belastingvoordelen biedt en lage arbeidskosten en een stabiele politieke situatie kent. Ook is het land ondertekenaar van vijftien vrijhandelsakkoorden.
Het Zuid-Koreaanse elektronicaconcern Samsung liet in 2019 China al volledig achter zich. Meer recent maakte de Amerikaanse chipfabrikant Intel de overstap, zonder overigens zijn fabriek in Chengdu te sluiten. Apple gaat een deel van zijn MacBook-productie vanuit China verplaatsen naar Vietnam. Eerder al ging deels de productie van de Apple Watch daarheen. Dell, HP, Google en Microsoft zitten er ook.
Naast deze multinationals vertrekken naar schatting nog honderden bedrijven richting China’s zuiderbuur om er een fabriek op te zetten. Het zijn niet alleen technologiebedrijven, er zitten ook fabrikanten van schoenen, kleding en meubels bij, laat een recente inventarisatie van consultancybureau MDS Transmodal zien. Een bekende Europese naam is Lego. De Deense blokjesproducent is bezig met de bouw van een extra fabriek.
Handelsbarrières
De beweging van internationale bedrijven naar Vietnam was al voor de pandemie zichtbaar. De Verenigde Staten en China bestookten elkaar met invoerheffingen, wat tijdens het presidentschap van Donald Trump een kookpunt bereikte. Het conflict zette een ‘diversificatie’ van vestigingsplekken van bedrijven in gang, zegt Albert Tan, universitair hoofddocent aan de Asian Institute of Management. ‘Door handelsbarrières en andere sancties werd het lastiger om direct vanuit China naar de Verenigde Staten te exporteren. Datzelfde geldt overigens voor de export vanuit China naar de Europese Unie.’
Boven op die handelsspanningen, die ook onder de huidige Amerikaanse president Joe Biden niet zijn getemperd, kwam de coronapandemie. In China volgde de ene lockdown op de andere. Dit had grote gevolgen voor de productiviteit van daar gevestigde bedrijven. Daarnaast speelt mee dat arbeidskosten in Vietnam een stuk lager liggen dan in China. Tan: ‘De Vietnamese overheid stimuleert bovendien de komst van deze bedrijven door ze tegen lage vergoedingen stukken land aan te bieden waarop ze hun fabrieken mogen bouwen.’
Belastingvoordelen
Hoewel China recent is afgestapt van zijn ‘zerocovidbeleid’, ziet Tan niet dat bedrijven stoppen met het zoeken naar alternatieve vestigingsplekken. Die bevinden zich met name rond de zuidelijk gelegen stad Ho Chi Minh, waar de meeste industrie van Vietnam is gevestigd.
Het eerdergenoemde Foxconn koos voor Bac Giang, een noordelijke provincie op zo’n 50 kilometer afstand van de hoofdstad Hanoi. Vlak voor de kerst kon het bedrijf, als gevolg van protesten in China bij de iPhone-fabriek in Zhengzhou, miljoenen minder iPhones produceren dan gepland. Het bedrijf breidt overigens ook uit in India.
Ho Quoc Tuan, docent finance en accounting aan de University of Bristol, zet een kanttekening bij de toestroom. De technologische ontwikkeling van Vietnam gaat er niet per se op vooruit. ‘De meeste bedrijven die nu naar Vietnam komen, zetten hier fabrieken neer waar de producten in elkaar worden gezet. Deze producten worden vervolgens weer geëxporteerd en de technologische kennis wordt niet overdragen op de Vietnamezen zelf. Iets waarop de overheid uiteindelijk wel hoopt.’ Daarnaast leiden de belastingvoordelen die de overheid de internationale bedrijven geeft, volgens Quoc Tuan tot een ‘ongelijk speelveld’ voor lokale bedrijven.
Basismetalen
Niet alleen Vietnam, ook Indonesië boekt succes met het aantrekken van internationale bedrijven die nu in China zitten, zegt Wim-Hein Pals, hoofd opkomende markten bij de Nederlandse vermogensbeheerder Robeco. ‘Met name Java trekt veel buitenlandse investeringen aan. Java is net iets meer ontwikkeld qua infrastructuur dan Vietnam en heeft daarnaast een grote voorraad aan basismetalen, zoals nikkel en koper. Die komen veel bedrijven goed van pas.’ Indonesië is bovendien in staat deze metalen zodanig te verwerken, dat ze gebruikt kunnen worden in de fabrieken.
Ofschoon Vietnam met gunstige belastingtarieven en minder bureaucratische rompslomp dan India kan bogen op een aantrekkelijk vestigingsklimaat, ziet Pals obstakels voor Vietnam om echt te kunnen doorgroeien tot een belangrijke ‘fabriek van de wereld’. ‘Investeringen in infrastructuur zoals wegen, havens, luchthavens en spoorwegen zijn nog wel echt nodig in Vietnam. Ook biedt Ho Chi Minh, waar veel bedrijven terechtkomen, ook behoorlijke logistieke uitdagingen.’
Toch is ‘Made in China’ over zijn hoogtepunt heen, ziet Pals. ‘De Volksrepubliek zal een belangrijke schakel blijven in de wereldhandel, maar voor uitbreiding van hun productie en met het oog op het spreiden van risico’s kijken bedrijven steeds vaker naar landen buiten China.’
Economische hervormingen Vietnam succesvol
De Vietnamese economie heeft sinds het land in 1986 liberaliseringen (‘Doi Moi’ geheten) doorvoerde, een transformatie doorgemaakt. Vietnam was destijds een van ‘s werelds armste landen, maar is binnen een generatie omgevormd tot een ‘middeninkomenland’, volgens een recent rapport van de Wereldbank. Het aantrekken van buitenlandse bedrijven speelde daar een rol bij. Het ‘armoedecijfer’ — mensen die leven van minder dan $3,65 per dag — daalde van 14% in 2010 naar 3,8% in 2020. Het land streeft er inmiddels naar om tegen 2045 een ‘hooginkomenland’ te zijn. Om dat te bereiken moet Vietnam nog behoorlijk wat nieuw beleid doorvoeren voor verbetering van onderwijs, financiën en infrastructuur en voor digitalisering, aldus de Wereldbank. In 2021 trok Vietnam meer dan $31,15 mrd aan toezeggingen voor directe buitenlandse investeringen aan. Dat is 9% meer dan het jaar ervoor, volgens het Vietnamese ministerie van planning en investeringen. Ongeveer 60% van de investeringen ging naar de productie- en maakindustrie. De belangrijkste sectoren in Vietnam zijn de productie van kleding, schoenen en elektronica en elektrische apparaten. Sinds 2000 groeit de Vietnamese economie met gemiddeld 6,2% per jaar. Daarmee is het een van de snelst groeiende economieën in Azië. In 2022 groeide het Vietnamese bruto binnenlands product met ruim 8%.
Bron: FD, 31-01-2023
Auteur: Marianne Slegers
Lees het volledige artikel: https://fd.nl/bedrijfsleven/1466271/vietnam-ontpopt-zich-tot-nieuwe-fabriek-van-de-wereld